Hendrick Bongarts (1729-1784)
Vanaf Henricus Bongarts kan er voor dit onderzoek enkel gebruikt worden gemaakt van de kerkregisters. Er was nog geen burgerlijke stand. Op deze afbeelding is te lezen dat Henricus op 10 maart 1729 wordt geboren als zoon van Matthias Bongarts en Sybilla Thyssen. Getuigen zijn Joes (Jozef) en Catharina Bongarts. Dat deze getuigen familie zijn lijkt zeer waarschijnlijk. Henricus of Heinrich trouwt op 23 september 1753 met Catharina Cunnen. Er is nog geen afbeelding van hun huwelijksakte, enkel een vermelding in de transcriptie :
Het paar krijgt 9 kinderen in Nedercruchten. Deze zijn te vinden onder "Kinderen" hierboven. Catharina Cunnen overlijdt te Heijen op 6 juni 1778 . Op 22 maart 1784 overlijdt Henricus, ook te Heijen.( Hij wordt op 24 maart begraven. Het gehucht Heijen hoorde bij Nederkruchten. Alhoewel er nergens iets te vinden is over het beroep van Hendrick , het is aannemelijk dat hij net als vele anderen van deze generatie werkzaam was als knecht bij een hoeve. Verreweg de meeste mensen in zwel Limburg als Gülick waren boer, knecht, tuinman enz. Als dieren werden gehouden koeien, runderen (stieren), schapen, ganzen en bijen. (Dat laatste geeft aan dat er veel hei was). De koeien en runderen dienden vooral om mest te genereren waarmee het land werd voorzien. (In die streken vooral boekwijt en rogge). De schapen voor de wol waar allerlei kleren van werden gemaakt. De bevolking was dus grotendeels arm. Zie hieronder wat informatie die een beeld geeft van de tijd waarin Hendrick leefde :
Ter voorkoming van bedelarij kwamen er in de 18e eeuw allerlei maatregelen. Elke stad en dorp had akkers waarvan de opbrengst bestemd was voor de armen. Ook werd er bij notarisactes belastingen geheven, gedeeltelijk voor de armenkas. In Roermond stond een weeshuis. Er waren regels die er voor zorgden dat ook weeskinderen genoeg te eten kregen:
"Elke dag een bottram van een goede snede brood, 's middags een goede potagie, gestoofd met vet en boter, en een 1/2 pond vlees of 1/4 pond spek met 2 goede sneden brood of 1 pint stuiversbier. 's Avonds een dubbele bottram met ook een pint bier." Desondanks was er vooral tussen 1740 en 1770 sprake van veel landloperij en diefstal. In Zuid-Limburg (de zogenaamde bokkenrijders) en het land van Loon ontstonden hetzes en onder foltering tot stand gekomen bekentenissen. Honderden mensen werden geëxecuteerd. In Gelre en Gulick gingen de schepenbanken hier veel zorgvuldiger mee om en waren bekentenissen tot stand gekomen door foltering ongeldig.